-
1 stilstaan
v. stand, stop, stop off, be at stop, stagnate, draw up -
2 stoppen
v. stop, stop off, stop over, surcease, cease, immobilize, darn, hole, fill, pull over, pack up, mend, clog, constipate, call, hail a cab -
3 soldeerafschermlak
• solder resist• solder stop-offNederlands-Engels Technisch Woordenboek > soldeerafschermlak
-
4 aanleggen
1 [aanbrengen tegen/om] apply2 [doen overeenkomstig een doel] contrive ⇒ set/go about3 [bezig zijn tot stand te brengen] construct, build ⇒ 〈 straat ook〉 lay, dig 〈 kanaal〉, lay out 〈 park, tuin〉, install 〈 voorzieningen〉, build up 〈 voorraad〉♦voorbeelden:een verband aanleggen • dress (a wound), bandage2 het zó weten aan te leggen dat … • contrive it so that …het erop aanleggen dat/om … • set out to …hoe leg ik dat aan? • how do I go about this?het met de buurvrouw aanleggen • start carrying on with the woman next doorhet met iemand aanleggen • 〈 zich inlaten met〉 get involved with someone; 〈 gemene zaak maken met〉 join forces with someone3 een spoorweg/weg aanleggen • construct a railway/roadeen verzameling aanleggen • start a collectioneen vuur aanleggen • lay a fireeen nieuwe wijk aanleggen • build a new Bestate/Adevelopment2 [onderweg stilhouden] stop (off)1 [richten] aim♦voorbeelden:1 leg aan! • take aim! -
5 ophouden
♦voorbeelden:maar daar houdt de overeenkomst op • but here the similarity endsde straat hield daar op • the street ended there(plotseling) doen ophouden • break offdan houdt alles op • then there's nothing more to be said/there's no point in going onsteeds even ophouden • keep stoppingniet halverwege ophouden • go the whole hogplotseling ophouden • break offwaar ben je opgehouden? • where did you leave off?ze hield maar niet op met huilen • she (just) went on and on cryingophouden met gokken/roken • give up/stop gambling/smokinghet is opgehouden met regenen • the rain has stoppedeven ophouden met werken/praten • pause (in one's work/speech)ophouden te bestaan • cease to existzonder ophouden • without stopping, continuouslyhij heeft tien uur zonder ophouden gewerkt • he worked ten hours at a stretchniet van ophouden weten • not know when to stophou op! • stop it!, cut it out!laten we erover ophouden • let's leave it at thatals hij eenmaal begint weet hij niet van ophouden • once he gets going there's no stopping himII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [omhooghouden] hold up3 [openhouden] hold open4 [tegenhouden] hold (up)6 [op het hoofd houden] keep on♦voorbeelden:de schijn ophouden • keep up appearances3 hou die zak eens op • hold that bag open, will you?5 iemand niet langer ophouden • not take up any more of someone's time, not keep someone any longerdoor mist/noodweer opgehouden • fogbound, stormboundhet schip werd opgehouden • the ship was detainedhet verkeer ophouden • hold up/delay trafficdat houdt de zaak alleen maar op • that just slows things downik houd je toch niet op, hè? • I'm not keeping you, am I?ik werd opgehouden • I was delayed/held upIII 〈wederkerend werkwoord; zich ophouden〉♦voorbeelden:zich verdacht ophouden • loiter with intentzich ophouden bij het huis • hang around the housezich in verdachte kringen ophouden • move in dubious circleszich niet met politiek ophouden • not be concerned with politicszich altijd ophouden met • go about with, hang around with -
6 halte
1 stop♦voorbeelden:1 bij de volgende/laatste halte uitstappen • get off at the next stop/the terminushalte op verzoek • request stoptwee haltes verder moet ik eruit • I have to get off in two stops -
7 gaan
1 [zich verplaatsen] go ⇒ move3 [zich begeven] go4 [+ onbepaalde wijs] [beginnen te] go, be going to5 [in beweging zijn, functioneren] go ⇒ run6 [losraken] come7 [plaatshebben] go ⇒ be, run9 [begrepen zijn in] go ⇒ fit11 [+ over] [tot onderwerp hebben] be (about)♦voorbeelden:een uur gaans • an hour's walk〈 figuurlijk〉 hoe gaat dat liedje ook weer? • how does that song go (again)?hé, waar ga jij naar toe? • where are you going?; 〈 achterdochtig〉 where do you think you're going?het gaat niet zo best/slecht met de patiënt • the patient isn't doing so well/so badlyhoe laat gaat de trein? • what time does the train go?ze zien hem liever gaan dan komen • they're glad to see the back of himik moet (nu) gaan • I must go/be going/off (now)ik ga ervandoor • I'm going/offdie twee gaan uit elkaar • those two are breaking upvan tafel gaan • leave the tableik ga! • I'm going!; 〈 informeel〉 I'm off!ga nu maar • off you go nowaan de kant gaan • move aside〈 figuurlijk〉 er gaat niets boven … • nothing beats …zijn gezin gaat bij hem boven alles • his family comes first (with him)zaken gaan voor het meisje • business before pleasure4 hij wil medicijnen gaan doen • he wants to do/study medicinegaan kijken • go and (have a) lookgaan liggen/staan/zitten • lie down, stand up, sit downgaan slapen • go (off) to bedga er maar eens aan staan • it's no picnic, it's not the easiest thing in the worldze gaan trouwen • they're getting marriediets gaan waarderen • come to appreciate somethinggaan wandelen/zwemmen • go for a walk/swim, go walking/swimmingaan het werk gaan • set to work〈 ironisch〉 ik ga (me) daar een beetje in de rij staan • I am (definitely) not going to join that queueals alles goed gaat • if all goes welldat kon toch nooit goed gaan • that was bound to go wronghoe is het gegaan? • how was it? how did it/things go?nou, dat ging zo • well, it was like thisalles gaat naar wens • everything's as it should beals het even gaat • if at all possibledat gaat zomaar niet • you can't just do thatik heb het al zo vaak geprobeerd, maar het gaat niet • I've tried it so often, but it won't workzo gaat het niet langer • things can't go on like thiser gaan 5 volwassenen in • it'll take 5 adultser gaat een liter in die fles • that bottle will take a litreer gaan zes glazen uit een fles • you can get six glasses out of a bottlezij gaat over de typekamer • she's in charge of the typing-pool11 waar gaat die film over? • what's that film about?zijn verhaal gaat er wel in bij de stakers • his speech went down (well) with the strikersdit type gaat eruit • this model's on the way outopzij gaan • give way to, make way for, go to one sidevoor niemand opzij gaan • make way for no man, yield/give way to no one〈 zoek raken〉 verloren gaan • get/be lostvreemd gaan • be unfaithfulvrijuit gaan • get offdaar gaan we weer • (t)here we go againin het zwart gekleed gaan • be dressed in blackhet gaat allemaal langs haar heen • it all goes (right) over her headmet iemand gaan • go out with someonewe hebben nog twee uur te gaan • we've got two hours to gozich te buiten gaan aan • overindulge inom kort te gaan • to cut a long story shortII 〈 onpersoonlijk werkwoord〉1 [gesteld zijn] be ⇒ go2 [geschieden] be ⇒ go, happen3 [+ om] [te doen zijn] be (about)♦voorbeelden:hoe gaat het (met u)? • how are you?, how are things with you?hoe gaat het op het werk? • how's (your) work (going)?, how are things (going) at work?het gaat hem niet slecht • he's not doing badlyje weet hoe dat gaat • you know how it is/things are/it goeszo gaat het nu altijd • it's always like thatzo gaat dat in het leven • that's lifedaar gaat het juist om • that's the whole pointhet gaat hem er alleen om dat … • all (that) he's concerned about is that …het gaat erom of … • the point is whether …het gaat om het principe • it's the principle that mattershet gaat om je baan • your job is at stakehet gaat hier om een nieuw type • we're talking about a new type -
8 stopzetten
1 stop ⇒ bring to a standstill/halt, discontinue 〈 bootdienst, subsidie〉, 〈 tijdelijk, werkzaamheden ook〉 suspend♦voorbeelden:een machine stopzetten • switch/turn off a machinede uitvoer stopzetten • stop exportshet verkeer stopzetten • hold up traffic -
9 uit
uit1I 〈 bijwoord〉1 [met betrekking tot een richting naar buiten] out2 [met betrekking tot een bestemming/beweging] 〈zie voorbeelden 2〉3 [met betrekking tot het doorlopen van een tijdruimte] out4 [+ er/daar] 〈zie voorbeelden 4〉♦voorbeelden:uit eten gaan • go out for dinnerAjax speelt volgende week uit • Ajax are playing away next weekuit werken gaan • go (out) to work2 moet je ook die kant uit? • are you going that way, too?voor zich uit zitten kijken • sit staring into space3 dag in, dag uit • day in, day out4 ik ben er uit • 〈 ik heb het opgelost〉 I've solved that problem; 〈 ik begrijp het helemaal〉 I'm in the picture nowik zou er graag eens uit willen • I would like to get away for a whilede aankoop heb je er na een jaar uit • the purchase will save its cost in a year¶ ik kan er niet over uit • I can't believe it/get over itII 〈bijvoeglijk naamwoord; niet attributief〉2 [afgelopen] over3 [niet brandend] (gone) out5 [ouderwets] out6 [verschenen, gepubliceerd] out7 [in bloei] out♦voorbeelden:de bal is uit • the ball is outdie vlek gaat er niet uit • that stain won't come outuit, goed voor u! • get away from it all!het is uit tussen hen • it is finished between themen nou is 't uit! • this has got to stop!het is uit met de pret • the game is over nowik doe het niet, punt uit! • I won't do it, and that's final!de lamp is uit • the light is out/off4 op iets uit zijn • be out for/after somethinghij is er alleen maar op uit om te winnen • his sole aim is to win————————uit2〈 voorzetsel〉2 [verwijderd van] off3 [te buiten, te boven gaand] out of4 [afkomstig van, door middel van] (out) of♦voorbeelden:uit het raam kijken • look out of the windoween speler uit het veld sturen • order a player off (the field)ik kan de tweeling niet uit elkaar houden • I can't tell which of the twins is which/the twins apartuit elkaar vallen • break to piecesuit één stuk • (all) of a piecekiezen uit drie mogelijkheden • choose from three possibilitieséén uit de twintig/duizend • one in twenty/a thousand5 uit bewondering • out of/in admirationuit betrouwbare bron is vernomen • we have it on good authorityzij trouwden uit liefde • they married for loveuit veiligheidsoverwegingen • for safety('s sake)uit voorzorg • by way of precaution -
10 afzetten
• to deposit• to mark off• to sell• to set off• to stop• to switch off -
11 aanstellen
1 [in dienst stellen/nemen] appoint♦voorbeelden:iemand op proef aanstellen • place someone on probationII 〈wederkerend werkwoord; zich aanstellen〉♦voorbeelden:1 zich kinderachtig/belachelijk aanstellen • act childishly, make a fool of oneselfstel je niet aan! • 〈 met betrekking tot kinderachtigheid〉 act your age!, stop behaving like a child!; 〈 met betrekking tot overdrevenheid〉 stop playacting! -
12 staken
♦voorbeelden:de betalingen staken • suspend paymentzijn pogingen staken • cease one's effortsde strijd staken • break off the actionde studie staken • discontinue one's studieshet verzet staken • cease resistancehet vuren staken • cease firede werkzaamheden staken • cease work2 [met betrekking tot een stemming] tie♦voorbeelden:gaan staken • go/come out on strike -
13 afkappen
v. cut off, lop; cover, shelter; stop abruptly, break off -
14 afblazen
1 [door blazen verwijderen] blow off/away♦voorbeelden:1 [met betrekking tot een signaal] 〈 onovergankelijk werkwoord〉 blow the whistle ⇒ 〈 overgankelijk werkwoord〉 whistle to start 〈 beginsignaal〉, whistle to stop 〈 eindsignaal〉♦voorbeelden: -
15 aflopen
1 [+ op] [zich begeven naar] make for3 [met betrekking tot wekkers] go off4 [wegstromen] run/flow down5 [naar beneden lopen] run/go/walk down6 [zich naar beneden uitstrekken] slope (down/away)♦voorbeelden:dit jaar loopt het huurcontract af • the lease expires this yearen daar is de zaak mee afgelopen • and that's the end of the matterde operatie is goed afgelopen • the operation was successfulhet verhaal liep goed af • the story had a happy endinghet loopt af met hem • he is sinking fast/is near the endniet van je plaats aflopen • not leave your placeII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [verslijten] wear out♦voorbeelden:in hoeveel tijd kan men die weg aflopen? • how long does it take to walk it? -
16 kraan
♦voorbeelden:II 〈de〉2 [hijswerktuig] crane3 [vogel] crane♦voorbeelden:een lekkende kraan • a leaky tapde kraan openzetten/sluiten • turn the tap on/off -
17 raken
1 [treffen] hit2 [beroeren] affect, hit4 [aanraken] touch♦voorbeelden:zijn tegenstander hard raken • hit one's opponent hardzaken die ons ten zeerste raken • things that concern us very closelydie cirkels raken elkaar • these circles touch/meet2 [aanraken] touch3 [+ aan] [krijgen] get (hold of)♦voorbeelden:1 betrokken raken bij/in • get/become involved ingewend raken aan • get used tozij raken er niet over uitgepraat • they can't stop talking about itergens in verzeild raken • get mixed up in somethingachterop raken • get/fall behindop raken • 〈 benzine, geld, voorraden〉 run out/down/short, be/get/run low; 〈 voorraden ook〉 become depleted/exhausted; 〈figuurlijk; geduld〉 run out, snapvast raken (in) • get stuck (in)buiten zichzelf/buiten zinnen raken • 〈 gek〉 lose one's mind; 〈 enthousiast, kwaad〉 get beside oneselfuit zijn humeur raken • get in(to) a bad moodde satelliet is uit zijn baan geraakt • the satellite has gone off coursevan de weg raken • go off the road -
18 uitscheiden
-
19 uitwerken
♦voorbeelden:een idee uitwerken • develop an ideauitgewerkte plannen • detailed plans1 [zijn volle werking hebben] wear off ⇒ 〈geen kracht meer hebben; meestal voltooide tijd〉 have spent one's force, have exhausted one's strength, 〈 van hout〉 be seasoned, 〈 van vulkaan〉 become extinct2 [uitgisten] stop fermenting, be fermented♦voorbeelden: -
20 afbreken
n. demolition, destruction; decomposition, decay, rot (Chemistry)--------v. demolish, destroy; break off; pull down, tear down; stop abruptly, discontinue, interrupt; decompose, decay, rot (Chemistry)
- 1
- 2
См. также в других словарях:
stop off (at …) — ˌstop ˈoff (at/in…) derived to make a short visit somewhere during a trip in order to do sth • We stopped off at a hotel for the night. • Try to stop off for at least an hour to explore the medieval town. Main entry: ↑stopderived … Useful english dictionary
stop off (in …) — ˌstop ˈoff (at/in…) derived to make a short visit somewhere during a trip in order to do sth • We stopped off at a hotel for the night. • Try to stop off for at least an hour to explore the medieval town. Main entry: ↑stopderived … Useful english dictionary
stop-off — stop′ off or stop′off n. stopover • Etymology: 1865–70 … From formal English to slang
stop-off — /stop awf , of /, n. stopover. Also, stopoff. [1865 70; n. use of v. phrase stop off] * * * … Universalium
stop off — stop at a place for a short time while going somewhere We decided to stop off in New York City on our way to Egypt … Idioms and examples
stop off — ► stop off (or over) pay a short visit en route to one s ultimate destination. Main Entry: ↑stop … English terms dictionary
stop|off — «STOP F, OF», noun. U.S. Informal. a stopover … Useful english dictionary
stop off — transitive verb 1. : to fill in solid (a part of a mold) where a part of the cavity left by a pattern is not wanted for the casting 2. : to stop out * * * stop off, stop over, stop in or (N American) stop by To break one s journey, pay a visit to … Useful english dictionary
stop-off — I. ˈ ̷ ̷ˌ ̷ ̷ noun ( s) Etymology: from stop off, v. : the act, privilege, or an instance of making a stopover II. adjective Etymology … Useful english dictionary
stop off — v. (D; intr.) to stop off at (we all stopped off at a bar) * * * [ stɒp ɒf] (D; intr.) to stop off at (we all stop offped off at a bar) … Combinatory dictionary
stop off — phrasal verb [intransitive] Word forms stop off : present tense I/you/we/they stop off he/she/it stops off present participle stopping off past tense stopped off past participle stopped off to visit somewhere before continuing to another place We … English dictionary